Het eerste gemetselde transformatorhuisje van Friesland
Project ingediend door De stadsmeubelmaker - Ronald van der Zwaag
Vervallen aan alle kanten en overwoekerd door metershoog onkruid leek het transformatorhuisje in het Friese Wirdum allesbehalve een uitnodigende slaapplek. Sterker nog, het was volgens de toenmalige eigenaar Liander rijp voor de sloop. Eerdere plannen om er ‘wat van te maken’ waren gestrand. Ronald van der Zwaag daarentegen zag er een bed & breakfast in. Zijn idee om er een bed & breakfast van te maken, was een schot in de roos.
Het huisje staat er al dik honderd jaar en is het eerste gemetselde transformatorhuisje van Friesland. Liander heeft het huisje, dat 3,5 meter hoog, breed en diep is, in de jaren tachtig buiten gebruik gesteld. Al jaren had het namelijk als enige functie de lantaarnpalen langs de Tsjaerderdyk en een boerderij van stroom voorzien. Die taak kon een andere stroomkast er prima bij doen.
De expressionistische bouwstijl maakte echter dat het huisje niet zomaar tegen de vlakte ging. Bruine verglaasde stenen, natuurstenen ornamenten, een timpaan boven de entree en de donkergroene deur met sierlijk hang- en sluitwerk. Deze en andere details maken van het gebouwtje met kleine afmetingen cultureel erfgoed met grote waarde.
Na drie jaar herbestemmen, restaureren en verduurzamen is het eind 2020 zover: de eerste gasten kunnen overnachten in het karakteristieke huisje. ‘In de volksmond wordt het een bed & breakfast genoemd, maar officieel is het een trekkershut. Ik bied mijn gasten namelijk geen ontbijtservice’, zegt Van der Zwaag. ‘Maar daar heb ik een oplossing voor: allereerst is er een keuken in het huisje waar gasten zelf hun ontbijt kunnen maken. En ten tweede kunnen ze ontbijt laten brengen door een hotel in het dorp.’
Van der Zwaag is zelfstandig meubelmaker en vormgever. ‘Toen ik het huisje zag, zag ik direct een kans. Van niets iets maken, dat ligt mij goed.’ Het eindresultaat is daarvan het bewijs. Om meer leefruimte te creëren, bracht Van der Zwaag erkers aan in drie van de vier muren. Daardoor is er op de begane grond genoeg ruimte voor een zitgedeelte, een eetgedeelte, een keuken en een badkamer met toilet. Boven is een entresol met bed gemaakt.
Een uitdaging was het creëren van opbergruimte, maar de meubelmaker verraste zichzelf met een creatieve vondst. Voor de gasten maakte hij in de hoek een kledingkast. En voor de materialen voor de bed & breakfast – denk aan beddengoed, koffie, thee, handdoeken en toiletrollen – maakte hij luiken rondom het bed. Door de entresol-vloer extra dik te maken, creëerde hij nog meer opbergruimte.
Behalve praktisch en comfortabel moet de architectuur volgens Van der Zwaag ook verrassend en uniek zijn. ‘Als je onder de douche staat, sta je voor een raam, met uitzicht over het aangrenzende weiland. Veel mensen vinden dat gek en onwennig, maar er is niemand die je ziet. De dichtstbijzijnde mensen rijden vijfhonderd meter verderop met honderd kilometer per uur over de snelweg.’
De schoorsteen kreeg net als de rest van het gebouw ook een nieuwe functie. ‘Waar die voorheen diende om gassen uit het gebouw te laten gaan, is het nu een lichtbron’, zegt Van der Zwaag. ‘Bovenop ligt een kunststof koepel.’
Hoewel de gemeente direct enthousiast was over het plan voor de herbestemming, moest Van der Zwaag voor de vergunning eerst een tekening met een berekening van de constructeur aanleveren. ‘Daarvoor heb ik hulp gekregen van Lautenbag Architectuur uit Leeuwarden. Zij hebben mijn idee uitgetekend. Ook hebben ze één detail nog naar een hoger level getild: de erkers zijn vormgegeven met ribbels, een knipoog naar de koelribben van de transformator. Overigens, een volgende keer zou ik het ontwerp ook laten omzetten naar een bouw- en installatietekening. Daar heb ik nu op bezuinigd, maar daardoor had ik te weinig overzicht bij het aanleggen van de elektra, waardoor ik alsmaar uitbreidingen en aanpassingen bleef doen.’
Sowieso bleek de herbestemming een zaak van lange adem. Drie jaar deed Van der Zwaag erover. ‘Mijn spanningsboog was aan het eind ter ziele’, zegt hij met een lach. ‘Allereerst duurde het lang omdat het naast mijn gewone werk moest gebeuren, ten tweede waren er tegenslagen. Het maken van de trap naar de entresol had ik uitbesteed om tijd te winnen, maar dat ging mis. De trap was niet steil genoeg, waardoor ’ie te ver in de ruimte stond en de voordeur blokkeerde. Ja, dan maak ik het uiteindelijk toch weer zelf. En de muren had ik geïmpregneerd, maar tijdens een herfststorm bleken die toch nog lek. Dus dat betekende opnieuw impregneren, en dan met twee lagen. De herbestemming voelt inmiddels als een levenswerk. In positieve zin hoor. Het heeft veel langer geduurd dan gedacht, maar het is ook veel mooier geworden dan gedacht.’
De eigenaar verwacht veel vraag naar zijn éénkamerhotel. ‘Transformatorhuisje Wirdum, zoals de bed & breakfast heet, ligt aan een wandel- en fietsroute. Ideaal dus voor mensen die er op uit willen. Bovendien weet ik van twee andere bed & breakfasts hier in de buurt dat ze het hartstikke druk hebben. We kunnen gasten naar elkaar doorverwijzen.’
Van de gemeente kreeg Van der Zwaag alle medewerking die hij zich kon wensen. ‘Ze hebben hun best gedaan bij Liander, waardoor ik het gebouw voor 1 euro kon kopen en de oude eigenaar ook nog eens het verwijderen van asbest heeft betaald. Vervolgens was de bouwvergunning in zes weken rond en verwezen ze me naar subsidies en het Nationaal Restauratiefonds’, vertelt hij.
Aangezien hij het gebouwtje kon kopen voor een euro, was er alleen financiering nodig voor de verduurzaming, herbestemming en restauratie. Daarvoor deed Van der Zwaag een beroep op het Nationaal Restauratiefonds. ‘Het huisje is geen monument, maar heeft wel de status ‘karakteristiek’. Daarom kreeg ik een bijdrage van Subsidieregeling monumenten Fryslân en kon ik via het Restauratiefonds de Friese Cultuurfonds-hypotheek krijgen.’
De benadering van het Restauratiefonds was anders dan die van reguliere banken, merkt Van der Zwaag op. ‘Op de website van het Restauratiefonds staat dat ze er zijn om gebouwen met culturele waarde te behouden en zo is het ook echt.’ De manier waarop accountmanager Grietje Hofstede het al dan niet toekennen van de lening afwoog, bevestigt dat. ‘Als zelfstandige zonder personeel heeft Ronald een kwetsbaar inkomen. Bovendien had hij geen ervaring in het ‘hotelwezen’. Hij had alleen een plan. Van de andere kant hadden mijn collega’s en ik wel vertrouwen in dat plan. Ronald heeft namelijk echt het behoud van het huisje voor ogen, hij wil er wat moois van maken. En dát is zijn vak. En dan gaan we bij het Restauratiefonds verder kijken dan alleen naar de cijfers op papier: welke mogelijkheden bieden zijn toekomstige verdienmodel? Als het huisje een weekend in de maand vol zit, kan hij de hypotheekkosten al dragen. Hoe groot is het risico dat dat niet lukt? Bovendien hoefden niet alle kosten met de lening te worden gedekt, want de Subsidieregeling monumenten Fryslân, voor restauratie in combinatie met herbestemmen, betaalt ook mee.’
Waar mogelijk verduurzaamde Van der Zwaag zijn éénkamerhotel ook direct. ‘De erkers zijn voorzien van spuitisolatie, wat zorgt voor een luchtdichte aanhechting waardoor kou buiten blijft én roest en rot geen kans maken. In de vloeren van de erkers ligt infrarood-vloerverwarming. Die is dertig procent zuiniger dan de gebruikelijke elektrische vloerverwarming’, vertelt hij. ‘Verder kan ik de verwarming op afstand bedienen. Handig wanneer gasten na vertrek de verwarming aan laten staan. Zo voorkomen we onnodig energieverbruik. En in de zomer komt het dubbel glas met zonnecoating van pas. Daarmee houden we de warmte buiten. Belangrijk, want zo’n kleine ruimte warmt snel op.’
Verder heeft Van der Zwaag oude materialen verwerkt in het huisje en op het erf. ‘Denk bijvoorbeeld aan tweedehands dakhout van zeventig jaar oud voor het dak, puin voor de erfbestrating en als klap op de vuurpijl: een ouderwets betonnen transformatorhuisje waarin gasten in stijl hun fietsen kunnen stallen.’
Ronald van der Zwaag: "Ik ben een grote fan van thermisch verzinkt staal. De dikwijls enigszins vlokkerige uitstraling vind ik fantastisch om te zien.
Het duurzame aspect van thermisch verzinkt staal vind ik ook geweldig. Eenmaal behandeld hoef je nooit meer onderhoud te plegen. Dat is fijn, omdat ik dan meer tijd heb voor nieuwe bijzondere projecten!"